Het bleek een erg leuke ervaring. De studenten vonden het presenteren echt heel spannend. Terwijl ik dacht dat dit tegenwoordig zo prominent in het onderwijscurriculum zit dat deze generatie presenteren niet meer zo lastig vindt. Toch bleek een zekere drempel nog steeds actueel. Als jury gaven we direct na de presentaties tops en tips. Altijd opbouwend natuurlijk. “Goede inhoud, maar probeer iets langzamer te praten”, dat soort werk. Ik hoorde mezelf steeds zeggen: “Maak het iets concreter. Je roept het wel, maar waar blijkt het uit? Geef eens een voorbeeld?” Show, don’t tell.

 

Overeenstemming
Uiteindelijk moesten we de drie beste pitchers uitkiezen. De andere juryleden kwamen van een afdeling personeelszaken, een uitzendbureau en een onlinemarketingbureau. En het duurde nog best even om tijdens het juryberaad tot overeenstemming te komen. De HR-dame en de uitzendconsulent beoordeelden namelijk vooral de ervaring: is deze student rijp voor een baan? De onlinemarketeer keek vooral naar houding en uitstraling: is deze persoon quick and eager genoeg?


Beeldend en concreet
Zelf lette ik natuurlijk op... taalgebruik. Eén presentatie bevatte een mooie metafoor: een beeldspraak op basis van een overeenkomst. “Als topvolleyballer mik ik ook hoog met uw marketing.” Ook effectief was de spanningsboog. Een studente trok al pratend met stift een streep op de muur en lichtte pas aan het eind toe dat ze een blijvende indruk wilde achterlaten (de inkt bleek afwasbaar :-)). En sommige presentaties hadden wél een pitchtekst die lekker beeldend en concreet was. “Beeldvorming wordt vergemakkelijkt door concretisering”, schreef Renkema daarover. “En concreet zijn die zaken die een kleur hebben.”


Dat betekent bijvoorbeeld dat je beter over ‘klanten’ praat dan over ‘klandizie’. Studenten die dit soort taaltrucs begrijpen, gaan ver komen. Als ze gewoon veel blijven schrijven!