Alleen al bij het broodbeleg kijk je je ogen uit. Waar slaat ‘pasta’ eigenlijk op? En ‘jam’? Nog interessanter zijn de samenstellingen. ‘Hagelslag’ is zo’n mooie, maar ook prima te verklaren. De korrels hagelen net zo op je boterham als de neerslag. Maar waar komt ‘pindakaas’ vandaan? ‘Pindaboter’ zou logischer zijn, net als ‘peanut butter’. Maar de naam ‘boter’ is beschermd en mag alleen gebruikt worden als er minimaal 80% melkvet in het product zit. ‘Pindakaas’ blijkt afkomstig uit Suriname, waar in de achttiende eeuw blokvormige massa’s gestampte pinda’s tot plakjes werden gesneden; net als kaas.

 

Een andere fraaie zoete verslaving is de suikerspin. Snoepgoed dat gelukkig in de verste verte niet lijkt op dat achtpotige beest. Waar ‘suiker’ op slaat is natuurlijk een inkoppertje, maar de enige gelijkenis van ‘spin’ met het kriebelbeest zit in de structuur van het goedje. Dat lijkt immers op het gesponnen garen van een spinnenweb. En wellicht heeft ‘spin’ ook met het draaien van het stokje te maken waarmee de suikerspin gecreëerd wordt. Dubbel logisch dus!

 

Naast de spin is ook de kikker goed vertegenwoordigd in menig huishouden. Wie heeft er nu niet een potje kikkererwten staan? Deze erwt heeft overigens net zo weinig met een kikker te maken als een suikerspin met een spin, al lijken groene bolletjes enigszins op een lading kikkereitjes. De benaming komt namelijk van ‘kekererwt’, als afgeleide van het Latijnse ‘cicer’ voor ‘grauwe erwt’. Door verkorting van de klinker, is ‘keker’ door de jaren heen ‘kikker’ geworden. Ach, taal … hoe kun je daar nu niet verkikkerd op zijn?